Struiken en/of bomen
Wanneer is er sprake van een struik en wanneer is het een boom? Deze vraag kan soms maar moeilijk worden beantwoord.
Er is een groot aantal verschillende definities in omloop. Alle hebben in principe gelijk maar ze leggen het op zeer verschillende manieren uit, afhankelijk van hun uitleg wat betreft hoogte etc. Hierdoor is een eensluidende definitie niet mogelijk. Vaak is het ook zo, dat afhankelijk van de groeiplaats en/of groeiomstandigheden, sommige soorten zowel struiken als bomen genoemd kunnen worden.
Bomen en struiken zijn “Phanerophyten”, wat betekent dat deze planten bovengrondse delen bezitten, die ook ongunstige tijden zoals droogte en kou kunnen doorstaan. Dit wordt mogelijk door knopvorming aan de bovengrondse delen van stam, tak en twijgen, die deze periode in een rusttoestand overbruggen en die het uitlopen in gunstige tijden weer mogelijk maakt.
Zeker is, dat het allemaal overblijvende planten zijn die één of meerdere houtige stammen bezitten, al zijn deze soms heel kort en soms maar nauwelijks als zodanig waarneembaar. Er wordt onderscheid gemaakt tussen half-struiken, struiken en bomen. De grens tussen de groepen wordt steeds vager naarmate de planten ouder worden. Het verschil tussen boom en struik berust niet op het feit hoe groot zij zijn, maar veelmeer van waaruit de verschillende stammen c.q. vertakkingen ontstaan.
Het groeiverloop van bomen en struiken wordt bepaald door hun genetische samenstelling, maar ook door natuurlijke en antropogene omgevingsomstandigheden.
Bij struiken ontstaat de vertakking ‘basisor’ of ‘basiton’ d.w.z. aan de basis van de plant.
Bij bomen is de vertakking ‘acrotis’ of ‘acroton’ d.w.z. de takken ontwikkelen zich vanuit de groeitoppen van de stam.
Ook dat is niet geheel juist, want de verdere groei kan via slapende loten zowel vanuit de stam als vanuit de basis geschieden. Zo heeft elke definitie wel iets wat in een andere beschrijving weer weggelaten wordt. Wat bomen en struiken gemeen hebben, is een secundaire diktegroei, waardoor de stam en tak iedere groeiperiode dikker worden. Door deze diktegroei veranderen twijgen in takken en kunnen takken als deze recht omhoog groeien tot stammen worden. Ook bij struiken kan een enkele stam overblijven, waardoor de struik ineens een boom kan worden genoemd.
Struiken kunnen worden onderverdeeld in half-struiken, dwergstruiken, struiken, klimmende struiken en groot-struiken.
Struiken zijn meestal kleiner dan bomen. Heesters zijn meerjarige houtachtige planten die zich dicht bij de grond vertakken. Als ze niet groter worden dan 50 cm, worden ze dwergstruiken genoemd. Half-struiken zijn vaste planten die zich ook dicht bij de grond vertakken, maar alleen de basis van de scheuten houtachtig wordt.
Half-struiken of semi-struiken, Subshrubs
Dit zijn “Hemiphanerophyten” en wetenschappelijk gezien geen echte struiken, maar een overgangsvorm tussen overblijvende kruidachtige planten en struiken. Dit zijn overblijvende gewassen, die een houten basis hebben, die een slechte periode kunnen doorstaan. Bij ons is dat gewoonlijk de winter. Deze houtige delen worden weliswaar elk groeiseizoen groter, maar aan het einde van het groeiseizoen vallen alle nog groene kruidige delen tot aan de basis weer af en blijven alleen de verhoute delen over. Nieuwe uitloop ontspruit uit slapende knoppen aan de verhoute basisdelen. Oude half-struiken kunnen in de loop van het ouder worden veranderen en zo niet meer van een echte struik kunnen worden onderscheiden.
Dwergstruiken, Prostate scrub
Dit zijn “Suffrutex” of “Chamaephyten” d.w.z. kleine struiken, die in het algemeen niet hoger worden dan 25 tot 50 cm. Dwergstruiken komen voor in de kromhoutzones van de alpine zone in hooggebergtes, de struikgordel van de toendra, de polaire zone tot aan de gletsjerrand, in heidegebieden en in droogte gebieden als savannes en woestijnen.
Struik, heester, Scrub
Struiken “Frutex” worden in verschillende definities uiteenlopend beschreven. Over het algemeen is sprake van een “struik” als deze een hoogte van 6m niet te boven gaat. Volgens andere definities kan een struik echter onbeperkt hoog worden.
Een struik is een overblijvend gewas, dat niet één hoofdstam bezit, maar aan de basis meerdere houten ‘basitone acrotonie’ stammetjes voortbrengt, die op een willekeurige plaatst vanuit de basis aan de grond, de wortels of wortelkluit ontspruiten. Hun centrale as is zelden recht. Bij sommige struiken staan ze dicht op elkaar en vormen een ondoordringbaar geheel. Andere struiken hebben een licht en open geheel van maar enkele stammen en weer andere hebben zelden meer dan één kronkelige stam.
Klimmende struiken of lianen
Klimmende struiken worden ook wel lianen genoemd. Het zijn over het algemeen houtige kruipende gewassen, die proberen op verschillende manieren naar het licht te geraken zonder daarvoor een sterke stam te hoeven te produceren. Opvallend is de extreme lengtegroei die ten koste gaat van de secundaire diktegroei, waardoor de liaan zich niet zelfstandig overeind kan houden. Hechtwortels, hechtvoetjes, stengelranken, bladranken, windende bladstelen, hechtdoorns zijn allemaal klimorganen die de planten toepassen. Sommige zijn sterk genoeg om een boom te wurgen, andere zijn ‘onschuldig’ en gebruiken de boom alleen om naar hogere regionen te komen. Klimmende struiken zijn in 4 groepen in te delen:
- Rankende planten die met behulp “tactiele stimuli” d.w.z. aanrakingsgevoelige ranken aan blad of hechtranken hun gast omvatten, zoals b.v. de wijnrank;
- Wortelklimmers die met behulp van hechtwortels aan hoofd- en neven-as aanhechting zoeken, zoals b.v. de klimop;
- Windende struiken waarbij de topgroei zich rechts of links om de gastheer windt, zoals b.v. de kamperfoelie;
- Hakende struiken die met behulp van naar achter gebogen doorns, stekels of haren een terugglijden aan de gastheer vermijden, zoals b.v. de klimrozen.
Grootstruiken
Grootstruiken zijn struiken die groter worden dan de als “struik” gedefinieerde plant. Hoe groot dat precies is, is moeilijk te beantwoorden.
Soms geeft de bron aan, dat zij nooit hoger worden dan 10 tot 15m.
Andere bronnen geven aan dat een grootstruik altijd meerdere stammen uit de basis heeft, ook al wijzen deze alle recht omhoog en zijn zij al dan niet gelijkwaardig aan elkaar.
Weer andere bronnen geven echter aan dat struiken hoger dan 15m tot de bomen moeten worden gerekend, ook al hebben deze oude en jonge stammen vanuit de basis.
Zo wordt Pterocarya fraxinifolia met meerdere stammen, soms als boom en soms als de grootste van alle struiken benoemd, die wel tot 40m hoog kan worden.
Boom
Een boom is een overblijvend gewas met één stam die de centrale as vormt. Afhankelijk van de auteur moet deze centrale as voor 20% -50% te volgen zijn. De hoofdas is bij voorkeur ook de hoofd-groeirichting. De groei vindt plaats aan de in knoppen aan de uiteinde langs de as van stam, takken en twijgen. Een boom vormt in de loop van de groei één zuilvormige stam die bij vrijstaande bomen maar kort is en in een gesloten bos ook meer dan 70% van zijn hoogte kan uitmaken. Er zijn twee soorten bomen te onderscheiden.
1.) De kruinvormende bomen zijn de meest voorkomende boomsoort op de planeet.
Hiertoe behoren bijna alle naald- en loofbomen, maar ook andere houtige gewassen behoren overwegend tot deze groep. Deze groep heeft een min of meer rijk vertakte kruin en als vrijstaande boom is deze meestal zuil- of bolvormig. In een gesloten bos is deze meestal pas in het laatste derde deel rijk vertakt.
2.) Kuifbomen met eindstandige groeitoppen zijn meestal weinig vertakt en hebben bladeren in bladrozetten aan het einde van takken en twijgen. Het komt veel voor bij bomen in de alpine zone van de tropen, woestijnen, savannes, maar ook andere biotopen.
Senecio, Dracaena, Aralia, Euphorbia, maar ook Cycas en palmen horen tot deze groep.
Groeiomstandigheden
De vegetatieve grens voor bomen wordt door een aantal factoren beïnvloed. Dat is een grens waarbij door droogte, kou en/of beperkte vegetatietijd, de groei van een rechtopstaand houtig gewas niet meer mogelijk is.
-
Klimatologische koude-grens
Deze is voornamelijk aan de poolcirkel te vinden. Daar waar de warmste dagen in deze periode in de zomermaanden korter zijn dan 100 dagen en de warmste gemiddelde dagtemperatuur niet boven de 4 graden komt, is groei voor een boom niet meer mogelijk. De laagste temperaturen voor bomen ligt ergens rond de – 60ºC. Kleine struiken kunnen iets meer aan, omdat zij meestal onder de beschermende laag van de sneeuw de koudste periode doorstaan. Die daar voorkomende boomsoorten met hun verschillende koude-resistentie hebben hier ook mee te maken.
-
Klimatologische hoogtegrens
In het hooggebergte is dit identiek met de woudgrens of boomgrens. Deze grens verschuift van tegen de 5000 meter dicht bij de evenaar tot zeeniveau aan de poolcirkel.
Merk op dat in gebieden op grote hoogte het zonlicht veel sterker en de Uv-straling veel hoger is. Niet alle planten zijn bestand tegen zulke omstandigheden.
Ook door het microklimaat in een kleiner gebied binnen hetzelfde bostype, kunnen planten in hun groei sterk beïnvloed worden, zelfs doodgaan door overvloed of gebrek aan water, hitte, koude of stress!
-
Klimatologische droogtegrens
De boomgrens in savannes en aan de woestijnranden wordt grotendeels bepaald door gebrek of beschikbaarheid van water. Hoe lang de boom of struik zo een periode doorstaat is niet alleen afhankelijk van de grondwaterspiegel en de wortels van de individuen. Ook de opslagcapaciteit van water in de wortels en/of de stam van elk individu is doorslaggevend. Zo kan een boom een droogteperiode van meerdere jaren doorstaan, door water in de wortels of in de stam op te slaan.
-
Vegetatieve grens
Deze grens wordt niet alleen bepaald door de hier voornoemde grenzen, maar ook de door andere factoren.
Zij hebben immers ook ruimte, water, licht, temperatuur, voedingstoffen, en mineralen nodig om te kunnen groeien.
Als een van deze grondstoffen ontbreekt zal de groei wellicht nog mogelijk zijn, als meerdere factoren ervan ontbreken zal dit niet meer lukken. Zo zal een reeks van factoren een grote rol spelen of een individu een boom of struik wordt.
De o.a. geraadpleegde literatuur:
Schütt, H.J. Schuck, B. Stimm; Lexikon der Baum und Straucarten, Das standardwerk der Forstbotanik; Nicol Verlagsgesellschaft mbH & Co. KG 1992
Strassburger; Lehrbuch der Botanik; Gustav Fischer Verlag, 1991
Hans Heinrich Bosshard; Holzkunde Band 1-3; Birkhäuser Verlag 1975
Gerd Krüssmann; Handbuch der Laubgehölze, Band 1-3; Paul Parey Verlag 1976-1978
Gerd Krüssmann; Handbuch der Nadergehölze; Paul Parey Verlag 1983
Aichele & H.W. Schwegler; Die Blütenpflanzen Mitteleuropas, Band 1-5; Franckh-Kosmos Verlag 1994-1996
Thomas Pakenham; Remarkable Trees of the World, W. W. Norton Company 2003
Mohan K. Wali, Fatih Evrendilek, M. Siobhan; The Environment, Science, Issues, and Solutions; CRC Press 2009
David L. Jones; Palms Troughout the World; Reed Books 1995
Edwin A. Menniger; Fantastic Trees; Timber Press, 1995
Karl Helwig; Eine Durchquerung der Insel Borneo, Band 1 en 2; Dietrich Reimer Verlag 1982
P.W. Richards; The Tropical Rain Forest; Cambridge University Press 1996
Herder Lexikon der Biologie in 10 banden; Spektrum Akademischer Verlag 1994
Voor de o.a. door mij bezochte internetpagina’s is steeds voor de startpagina gekozen,
alle pagina’s zijn bezocht in eind 2019 begin 2020.
https://www.monumentaltrees.com/ info over – Monumentale bomen wereldwijd
http://www.bomeninfo.nl/ info over – Bomen en hun levenscyclus
https://www.researchgate.net/ info over – Systematische evolutie van planten
https://www.scientias.nl/ info over – Het beheer van oude bomen
http://www.oldest.org/nature/trees/ info over – oudste bomen ter wereld
http://www.oldest.org/nature/trees/ info over – bomen en hun leven
https://www.ncdc.noaa.gov/ info over – Onderzoek op groei- en jaarringen
https://wetenschap.infonu.nl/natuurkunde/ info over – planten in het algemeen
https://onlinelibrary.wiley.com/ info over – systematiek en evolutie
http://vegetationmap4africa.org/Home.html info over – Bomen in Africa
0 reacties