Palmen en Schroefpalmen
Palmenfamilie, Arecaceae
De palmenfamilie heeft 183 geslachten met in totaal iets meer dan 2600 soorten.
Palmen zijn overblijvende planten. Ze kunnen als overblijvende plant, half-struik, struik, boom, klimmende struik of liaan groeien.
Sommige palmen groeien in een cluster van stengels, ander groeien solitair. Enkele soorten hebben alleen een wortelrizoom en groeien dus eigenlijk onder de grond, zoals de Nipapalm.
Op enkele uitzonderingen na zijn palmen niet vertakt. Door het ontbreken van een secundair vasculair cambium is ook de omvang van de plant in stam en kruin aan grenzen gebonden. De kruin is dus altijd een pluim van bladeren in de top van de plant, die de groeitop omgeeft.
De stam van palmen heeft over het algemeen een parenchymatisch grondweefsel, met daarin diffuus verspreide gesloten vaatbundels (ongelijk dikwandige isodiametrische cellen). De vaatbundels bestaan uitsluitend uit xyleem en floëem.
Het xyleem bestaat uit vaten, tracheïden en parenchym (metaxyleem) en het floëem bestaande uit bolvormige of hoed-vormige silicalichamen (sklerenchym), zeefvaten en bastvezels (metafloëem). Deze diffuse verspreiding van de vaatbundels in het grondweefsel wordt ook ‘atactostele’ genoemd.
De vaatbundels zijn over het algemeen in het centrum van de stam wijder uit elkaar verdeeld en naarmate ze verder uit het centrum staan, nemen ze in aantal toe en het parenchymatisch grondweefsel neemt in hoeveelheid af.
In het laatste deel naar de buitenkant van de stengel worden de vaatbundels steeds kleiner, maar het aantal wordt groter totdat het grondweefsel tussen de vaatbundels soms nog nauwelijks te herkennen is.
De wanddikte van de elementen van vaatbundel en het grondweefsel worden naar de buitenrand toe steeds dikker.
Alle vaatbundels staan met elkaar in verbinding en maken ergens in de stam contact met andere vaatbundels. Dit garandeert het watertransport naar de groeitop, de bladeren en de bloemstengels. Veel vaatbundels verlopen axiaal gezien enigszins verweven met elkaar.
De vaatbundels van éénzaadlobbigen behoren tot de langstlevende vaatstelsels in de plantenwereld.
Omdat de omtrek van een palm van begin af is bepaald en diktegroei in de stam niet meer plaats vindt, moeten de vaatbundels even oud zijn als de stam op die hoogte.
Als de palm een bepaalde hoogte heeft bereikt is er geen contact meer tussen het primaire groeimeristeem en het wortelmeristeem. Hiertussen kunnen dus ook geen nieuwe vaatbundels meer worden aangelegd. Is dus een palm 150 jaar oud, dan is het vaatstelsel aan de grond even oud.
Elke nieuwe groeiperiode vertakken de vaatbundels weer met elkaar en vormen zo een verlenging van het vaatstelselnetwerk. Naar de buitenkant van de stam zijn de vaatbundels klein, staan erg dicht op elkaar en de sklerenchym-kap van een vaatbundel is dan alleen nog naar de buitenkant gericht.
Klimmende palmen hebben gewoonlijk veel grotere ronde vaatbundels met maar één groot en enkele kleine vaten en twee floëemvelden.
De sklerenchym-kap is alleen in het centrum naar alle kanten gericht en daarna is de sklerenchym-kap bij bijna alle vaatbundels naar de buitenkant gericht.
Bij soorten die bladschedes als een mantel om de stam behouden zijn in de bladschede de vaatbundels duidelijk van 2 sklerenchym-kappen voorzien.
Schroefpalmenfamilie, Pandanaceae
De schroefpalmenfamilie heeft 5 geslachten met bijna 1000 soorten.
Het houtige weefsel heeft veel overeenkomsten met dat van palmen, maar het verschil is, dat veel schroefpalmen vaak vaatbundels hebben in kleine clusters van 2 of meer bijeen, hetgeen bij palmen maar zelden voorkomt.
De clusters verschillen sterk in aantal per soort en staan soms in een rozet van meerdere vaatbundels, verdeeld tussen het parenchymatisch grondweefsel. Soms zijn zelfs meer dan 10 vaatbundels in een cluster bijeen.
Axiaal verlopen de vaatbundels tamelijk recht, ook al staan ze onderling toch altijd met meerdere vaatbundels in contact.
Ook hier nemen de vaatbundels vanuit het centrum in diameter af en in hoeveelheid toe, totdat ze aan de buitenzijde zo dicht bijeen staan en een mantel vormen, ook het parenchymatisch grondweefsel is erg dikwandig.
In tegenstelling tot bij de palmen is bij de meeste schroefpalmen het centrale deel van de stam ook vrij compact en lijkt de stam meer op de kokospalm, die ook een breed compact stamdeel heeft.
Naar verklarende woordenlijst met literatuurlijst en bezochte websites
0 reacties