Brandhout aflevering 1: Historisch overzicht
Dit is het eerste artikel in een serie die Engelstalig verschenen is in World of Wood, het blad van de IWCS. In samenspraak met de auteur (ondergetekende) en de redactie van World of Wood is toestemming verkregen deze reeks, nu in het Nederlands vertaalde, uitgebreide (de omvang van een tijdschrift levert nu geen beperking op) en bewerkte artikelen op deze website te plaatsen.
Archeologisch bewijs
Het eerste ‘bewuste’ gebruik van vuur door de mens vond lang geleden plaats. Echt heel lang geleden. Bij Gesher Benot Ya’akov in Israël zijn de restanten van een vuur gevonden dat volgens de archeologen een ‘opzettelijk gesticht vuur’ zou zijn. Die resten zijn 800.000 jaar oud en daarmee zou dit het ‘oudste door mensen gemaakte, of in stand gehouden vuur’ zijn (lit.1). Lit.2 vermeldt dat de Neanderthalers circa 45.000 jaar geleden tot poeder gestampte mangaandioxide gebruikten als katalysator, om te zorgen dat de ontstekingstemperatuur van hout met meer dan 100 C werd verlaagd. Ook al is het niet altijd te bewijzen, dan nog is het zeer waarschijnlijk dat hout de voor die heel oude vuren gebruikte brandstof is. Behalve als er houtskoolresten gevonden worden; dan weet je het zeker.
Katalysator
Een katalysator is een stof [meestal een vaste stof, vaak poeder] die er voor zorgt dat chemische reacties beter of sneller verlopen. Je kunt zelf eenvoudig demonstreren hoe een katalysator werkt. Probeer met een lucifer maar eens een suikerklontje aan te steken. Het lukt nauwelijks of helemaal niet. Maar wrijf je dat suikerklontje flink door as (uit je open haard of van een sigaar) dan gaat het veel makkelijker. Die as is nu de katalysator, waardoor de suiker al bij een lagere temperatuur aangestoken kan worden, dan zonder hulp van die as.
Het belang van vuur
Vuur is voor de ontwikkeling van de menselijke cultuur van groot belang: het smelten van erts tot metaal, brood bakken, pottenbakken en een betere gezondheid (door het te koken is veel voedsel beter te verteren, waardoor vitaminen en mineralen beter in het lichaam worden opgenomen) werden mogelijk met vuur. Door vuur konden mensen ook in koude streken gaan wonen, want vuur geeft warmte, en in zekere mate, licht. Vuur doodt ook gevaarlijke parasieten in het voedsel en na goed doorkoken kun je bepaalde groenten eten die in rauwe vorm giftig of oneetbaar zijn. En dat alles in grote mate dankzij brandhout, waarvan wij mensen tegenwoordig trouwens nog steeds veel gebruiken. Laten we eens kijken naar het gebruik van brandhout in de loop van de geschiedenis.
In de eerste door iedereen als zeer oude steden erkende plaatsen, zoals Jericho, Catal Hüyük (beide gesticht tussen waarschijnlijk 8000 en 6000 v.Chr.), Babylon, Mohenjo-Daro en Harappa in India, en in Europa bij voorbeeld in Hallstatt in Oostenrijk en Biskupin in Polen, kende men al vuurplaatsen. Dan hebben we het over de periode van circa 3000 tot 500 V. Chr. De Romeinen vermeldden reeds dat de Germanen zich bedronken met behulp van gekookt graan. Naar het lijkt is dit een vroege verwijzing naar bier, of iets dat daar op lijkt. Bij de houdbaarheid door de alcoholische sterkte van dit bier moet je je niet te veel illusies maken; het was vooral het flink koken en de toevoeging van kruiden als gagel en hop dat de drank beter houdbaar maakte. We zien hier al een tweeledig gebruik: bereiding van voedsel en verwarming.
In de verdere geschiedenis, in de Romeinse tijd, de Karolingische periode, bij de Noormannen, in Byzantium, tijdens de Renaissance en in onze eigen Gouden eeuw, tot aan halverwege de 19e eeuw bleef hout de belangrijkste brandstof.
Eerste alternatieven voor houtstook
Op sommige plaatsen zag men zich genoodzaakt turf te stoken bij gebrek aan hout. En, zeer incidenteel, werd er al aarzelend bruin- of steenkool gestookt, maar alleen waar dat letterlijk voor het oprapen lag. Hoewel er al enkele zeer oude kolenmijnen bestaan, werd de steenkool daar zeer ondiep gewonnen. Steenkool werd indien verkrijgbaar, nooit voor verwarming gebruikt. Het werd enkel gebruikt om ijzer en koper te maken uit hun ertsen. Voor verwarming en koken stookte men, overal ter wereld, hout en in geringe mate turf, bruinkool en gedroogde mest van het vee. Pas in 1856 (lit.11) toen de firma Pettit & Smith de eerste gaskachels op de markt bracht werd in woonhuizen in Europa en iets later, Noord-Amerika, voor het eerst iets anders dan hout of turf gestookt voor koken en verwarmen.
Kolen (steenkolen) waren zwaar en vuil en de transportproblemen waren groot; want waar bomen vrijwel overal groeiden, kwamen kolen lang niet in elke regio voor (lit.3, lit.4). Aanleg van spoorwegen leidde tot een snelle verbetering van verbindingen en een groeiende vraag naar kolen; de locomotieven zelf slokten ook aardig wat kolen op. Grappig is in dit verband om op te merken dat de allereerste spoorlijntjes die in de mijnen zelf waren.
…En toen werden steenkool en olie opeens belangrijk…
Nu volgde een periode waarin kolenstook overal in West-Europa belangrijk werd, met een hoogtepunt in de vroege 20e eeuw. Een van de oorzaken hiervoor was ontbossing. Vanaf het eind van de Eerste Wereldoorlog begon oliestook steeds meer in de mode te komen. Pas in de jaren 1950 en 1960 werden de eerste kritische geluiden gehoord over de luchtvervuiling, veroorzaakt door kolen- en oliestook. De beruchte smogperiode uit de winter van 1952 veroorzaakte in Londen volgens een schatting 4000 slachtoffers! Tot aan de energiecrisis van begin jaren zeventig werd overal het gebruik van fossiele brandstoffen aangemoedigd: de voorraden leken enorm en de energieprijs was heel matig. Dus kon iedereen zich het stoken op kolen of olie, en nadarhand op gas, veroorloven. Laten we hier ter wille van de objectiviteit wel bij aantekenen dat als de bevolking van een stad als Londen in 1952 massaal hout in plaats van steenkool zou hebben gestookt, dit soortgelijke problemen zou hebben veroorzaakt, te wijten aan de vaak lage effectiviteit van de toenmalige kachels.
Revival van houtstook
In veel landen is het hout stoken tot aan de energiecrisis van de jaren 1970 verminderd, maar er is sinds die tijd een kentering zichtbaar. In een rapport van de Britse Forestry Commission (lit.5) staat dat in het verenigd Koninkrijk van 2006 tot 2016 het gebruik van rondhout (vers gewogen) voor brandhout aldaar toenam van 100.000 ton tot 1.600.000 ton; in tien jaar tijd dus zestien keer zoveel. In zijn, zeer lezenswaardig boek De Man En Het Hout (lit.6) beschrijft Lars Mytting dat het gebruik van stookhout in Noorwegen en Denemarken tussen 1976 en 2011 vertienvoudigd is. Dat hout wordt grotendeels gebruikt vlakbij de bossen waaruit het komt, op het platteland. Mytting geeft de volgende redenen voor de toename van het hout stoken:
■ de hoge energieprijs
■ efficiënte schoon brandende haarden die er ook mooi uit zien
■ de wens om biobrandstoffen te stoken
■ onrust in de wereldeconomie
■ steeds meer mensen beschikken over een auto met aanhanger
■ kettingzagen zijn steeds lichter en goedkoper geworden
Effecten van moderne kettingzagen
[Fig.1. Moderne, lichtgewicht kettingzagen zorgen ervoor dat Jan en alleman momenteel met deze best gevaarlijke machines werkt. Eigenlijk zijn kettingzagen te makkelijk geworden. het ‘;nog effe’ effect speelt een grote rol. Aan de andere kant zorgt het lage gewicht voor meer controle, dus veiligheid, van de gebruiker (en dat is maar goed ook). Zelf zaag ik met 2 kettingzagen: voor het lichtere werk de hier afgebeelde Echo CS352-ES, voor het serieuze werk de Jonsered 2250S.
Wat een kettingzaag weegt maakt echt veel uit: die uit de jaren veertig wogen tot wel bijna twintig kilo. Een van de kettingzagen die ik momenteel gebruik is een Japanse Echo, model CS-352ES met een blad van 38 cm lang. Die zaag weegt slechts vier kilo! En mijn, veel sterkere, Jonsered met zijn Scandinavisch design, slechts zes kilo — en het is een wild beest wat kracht betreft.
Realiseer je dat een lichte zaag niet alleen makkelijk te verplaatsen is; maar ook beter te sturen en dus veiliger. Al blijft een kettingzaag in principe altijd een onveilig ding, je kunt het wel zo min mogelijk onveilig maken.
Bedieningsgemak en ‘luxe’ (niet alleen bij zagen; ook bij, bijvoorbeeld, auto’s) wordt door veel mensen beschouwd als iets dat een machine minder onveilig maakt en wat dit betreft zijn in de loop van de 20e eeuw wel grote stappen gezet.
Keerzijde van de moderne ontwikkelingen
Natuurlijk heeft alles een keerzijde: de aanschaf van een kettingzaag is zo makkelijk en Jan en alleman kan er zonder enige ervaring mee aan de slag. De drempel om er een te kopen is lager. De schappelijke prijs spreekt veel mensen aan. Als ze zien met hoeveel gemak de vakman ermee zaagt bij een demonstratie, denken ze vaak te licht over de gevaren. Desondanks zijn de veiligheidsvoorzieningen sterk verbeterd en zijn kettingzagen duidelijk minder onveilig geworden.
[fig.2. Effectieve dubbelwandige houtkachels zoals deze Haas & Sohn [Oostenrijks fabrikaat, uit Salzburg] zorgen voor volledige verbranding (relatief weinig as), veel rendement en weinig vervuiling doordat een continue hoge verbrandingstemperatuur wordt bereikt. Als je tenminste niet — zoals Lars Mytting in De Man En Het Hout constateert — de gebruiksaanwijzing als eerste hebt verbrand.
Efficiënte houtkachels: research, de sleutel tot innovatie
Wat betreft het ontwerp van de haarden meldt Mytting (lit.6) dat
‘de moderne haarden geweldig effectief kunnen zijn, maar het eerste dat de klant lijkt te verbranden is de gebruiksaanwijzing […] zodat als je de haard onjuist gebruikt, er nog heel wat mis kan gaan.’
Schoonbrandende houtkachels kunnen wel een 8x groter rendement halen dan een ingebouwde open haard. Acht keer zo veel warmte die je huis verwarmt met dezelfde hoeveelheid brandstof. Dat zou in theorie betekenen dat jij met je geavanceerde haard in een winter slechts een-achtste van de brandstof gebruikt dan je buurman met zijn ingebouwde open haard, gesteld dat jullie in hetzelfde type huis wonen en allebei uitsluitend hout stoken.
Die haarden van nu zijn werkelijk heel geavanceerd: er is jaren lang getest en verbeterd om tot de huidige generatie echt geweldige haarden te komen. Er zijn allerlei uit de industrie afkomstige vondsten uitgeprobeerd, zoals dubbelwandige, door convectie verwarmende kachels; en filters en platen die een meer volledige verbranding van de rook bevorderen. Toch zonde als je al die innovatie niet wilt gebruiken – ook al blijft verbranding altijd een low-tech proces.
Soorten houtkachels
Voor de verwarming van ons huis (het kan hier sneeuwen) gebruiken wij uitsluitend hout. Dat stoken we in een Haas+Sohn kachel, uit Salzburg, Oostenrijk (waar het ook heel overtuigend kan winteren). Het is een dubbelwandige haard gemaakt van dik plaatstaal die verwarmt door straling en convectie tegelijk. Prachtig ontwerp en die kachel levert warmte als een tierelier [wie warmte als een tierelier wil ervaren, wordt van harte voor een bezoek bij ons uitgenodigd]. De schoorsteenpijp loopt uit de kachel recht omhoog, nog circa 2 m door de kamer. Die pijp straalt ook heel wat warmte uit.
De haarden van het Noorse merk Jøtul staan ook als zeer goed bekend. Ze worden van gietijzer gemaakt en ze hebben zo’n goede reputatie dat men ze nu ook in de VS is gaan maken (lit.10). Natuurlijk bestaan er ook houtkachels van Nederlands fabricaat zoals de Boxer van Leenders en de Ivar serie van DRU/ Dik Geurts.
Hoewel er een sportieve concullega-mentaliteit heerst en er verklaarde voorstanders voor gietijzer en plaatstaal zijn, ontloopt de effectiviteit van moderne haarden elkaar maar weinig. Ze zijn de afgelopen decennia steeds beter, steeds minder vervuilend geworden.
Als je tenminste het instructieboekje leest en de raadgevingen volgt. Het zou toch zonde zijn als jaren lang van experimenteren en testen je veel winst kan opleveren, maar je wilt die winst niet.
Er is nog een derde, sterk afwijkend soort haard, namelijk een zeer zwaar uitgevoerde van natuursteen, met een zeer dikke mantel. De enige die ik (persoonlijk) ken in Nederland die een dergelijke haard gebruikt is Wim Geurts in Neerlangel. Dit type haard wordt nooit werkelijk heet – wel warm en al zou je er urenlang niet in stoken, dan nog blijft ze warm. Vaak zijn deze haarden van buiten betegeld.
Rook: zwart, wit of helemaal geen rook
We zagen al dat de effectiviteit van het houtstoken de laatste 50 jaar erg verbeterd is. Was je toen blij als er witte rook uit je schoorsteen kwam, nu is men blij als er geen zichtbare rook (en dus geen paus) is. Rook is immers een teken dat er onverbrand materiaal de lucht in gaat, gassen die bij hun verbranding warmte aan je huis hadden kunnen leveren. Dus hoe minder rook, hoe effectiever de verbranding.
[fig.3. Weinig dingen zijn meer bevredigend dan een dergelijk, zacht gloeiend vuur in een heet stralende kachel. Doe je ogen dicht en je waant je in een oud Schots kasteel, lekker glas whisky in de hand terwijl buiten de sneeuwstorm raast en het binnen behaaglijk is, waar de honden op de warme vloer op een enorm bot liggen te kluiven.]
Mytting (lit.6) stelde terecht dat verbranding low-tech proces is dat vraagt om een low-tech oplossing. Hout stoken is een logische keus als je inziet dat je high-tech energie zoals elektriciteit het best kunt gebruiken voor high-tech doelen als naaien met een naaimachine, de computer, muziek afspelen op je stereoset en verlichting.
De juiste brandstof voor het juiste doel
Eigenlijk is het zonde om olie, ook al is er aan de knoppen gedraaid, te verbranden in je automotor als je er ook smeermiddelen, kaarsen, kunststoffen en medicijnen van kunt maken. Wat dat betreft is olie even veelzijdig als goed zaaghout. Aardgas is als grondstof weliswaar minder veelzijdig dan aardolie maar ook daarmee zijn veel nuttige producten te maken. En zelfs best lage kwaliteiten hout kunnen door de chemische industrie als grondstof nog wel worden gebruikt.
Brandhout is echter niet alleen maar low-tech, doch ook wat we hier maar middle-tech zullen noemen: de rook van sommige houtsoorten is bij uitstek geschikt voor het conserveren van worst, kaas, ham, vis en veel andere voedingsmiddelen. Dan hebben we het natuurlijk wel over zeer specifieke toepassingen en zeer specifieke houtsoorten.
Hout stoken maakt je minder kwetsbaar
Ook al zijn in Noordelijke landen ook andere energiebronnen ruim voorhanden zoals benzine, diesel, aardgas en elektriciteit; en ook al wordt hiermee op grote schaal verwarmd; toch zijn er nog steeds keukens waar het fornuis, veelal in combinatie met een oven, op hout gestookt wordt. Hout is niet afhankelijk van leidingen, en (als je het iop tijd in huis hebt gehaald) van stakingen, oproer en zelfs oorlog.
Vaak ligt de keuze voor houtstook dááraan doordat het woonhuis (wat in Noorwegen best veel voorkomt) alleen via water te bereiken is. En op alle plaatsen waar (a) aanleggen van een leidingnet te duur is, zoals soms op het platteland, en (b) de bomen voor het kappen staan, is hout stoken de logische keuze.
Helaas zijn er ook andere redenen om hout te stoken. Wel geldige redenen op zich, maar met een treurige oorzaak en misschien, treurige gevolgen. Zo is er in Brazilië
‘momenteel een toename van het gebruik van brandhout per hoofd van de bevolking. Want veel huishoudens die voorheen op gas stookten, gaan nu weer terug naar stoken op hout, omdat het gas steeds duurder is geworden. Sommige arme gemeenschappen gebruiken daarom nu weer hun oude, al vergeten en heel ineffectieve houtkacheltjes.’ (Lit.9)
Mytting signaleert hetzelfde in Noorwegen: Als het gas of de olie duurder wordt gaan mensen weer meer hout stoken. Dat kan, al is het geen opzet, wel eens gunstig uitpakken [in Noorwegen!] aangezien in principe het stoken van biobrandstoffen beter is dan stook van fossiele brandstoffen. Maar zoals in Brazilië gaat dat voordeel verloren wanneer de verbranding zo ineffectief plaats vindt. Want plat gezegd kost dat gewoon extra brandstof, dus wordt er meer bos gekapt.
[fig.4.
Voer voor de kachel — op de houtwerf uitgezochte stukken waarvan er veel nog verder gekort en gekloofd moeten worden. Op die manier word je twee maal warm! Een dergelijke vracht hout is circa 500 kilo.
Literatuur
1. Berna F. & Goldberg, P., 2007. Assessing Paleolithic pyrotechnology and associated hominin behavior in Israel. Israelian Journal of Earth Sciences 56: 107-121
2. https://www.scientificamerican.com/article/fire-neandertal-chemistry/ (geraadpleegd op 6 November 2016)
3. http://en.wikipedia.org/wiki/Gas_heater
4. Hurkmans, Willem, 2015. Brandhout uit Griekenland. De Houtverzamelaar 207: 15-18.
5. http://www.forestry.gov.uk/website/forstats2016.nsf/lucontents/8be129c3f1fc3aef80257fe0004b2cff ( geraadpleegd op 3 November 2016)
6. Mytting, Lars, 2015. De Man En Het Hout. Atlascontact;
ISBN 978 90 254 4612 3 (inmiddels is een nieuwe druk verschenen)
7. http://www.echo-usa.com/Products/Chain-Saws/CS-352
8. http://www.haassohn.com/de/produkte/kaminofen
9. Alvares, Isis en Smolker, Rachel, 2014. A global overview of wood based bioenergy: Production, Consumption, Trends and Impacts. Global Forest Coalition
11. http://en.wikipedia.org/wiki/Gas_heater
12. http://archaeology.about.com/od/ancientdailylife/qt/fire_control.htm
© copyright

Wil je Feedback geven? –
Sinds we hier in Griekenland wonen hebben we ons huis alleen met houtstook verwarmd. Het is goedkoop, maar je moet er wat voor doen. Soms vraagt een olijfboer of je komt helpen snoeien; dan vraag ik nooit loon, maar hout (wij hebben een verblijfsvergunning op voorwaarde dat we geen betaald werk doen in Griekenland).
Zoals Lars Mytting zo mooi vertelt geeft houtzagen, maar vooral het splijten een heel voldaan, vredig gevoel dat je door vrijwel geen andere activiteit krijgt. Op die momenten ben je volkomen één met je bezigheid. Wie dit artikel (of een ander van deze reeks) leest wordt uitgenodigd om commentaar te geven. Zijn er lezers die ook uitsluitend hout stoken? Hoe komen zij er aan? Kap je het zelf, of krijg je afvalhout uit de industrie? Of koop je het, en zo ja, waar? Komen ze het brengen? Welk type haard gebruik je? Heb je iets interessants of leuks te melden? Laat het weten via deze website!
0 reacties